
Jurisprudentie
BJ6065
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901187/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901187/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) appellanten onder oplegging van een dwangsom gelast de dakkapel op het bovenste deel van het achterdakvlak van de woning aan de [locatie] te Culemborg te verwijderen en verwijderd te houden.
Uitspraak
200901187/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonende te Culemborg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 januari 2009 in zaak nr. AWB 08/2491 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Culemborg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) appellanten onder oplegging van een dwangsom gelast de dakkapel op het bovenste deel van het achterdakvlak van de woning aan de [locatie] te Culemborg te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 16 april 2008 heeft het college het door [appellanten] (hierna: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. drs. E. Kronemeijer, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.J.J. van Rijn en mr. J.M. Otte-Verweij, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat voor de dakkapel een lichte bouwvergunning is vereist. Tegen dat oordeel zijn in hoger beroep geen gronden aangevoerd. Vaststaat dat voor de dakkapel geen bouwvergunning is verleend.
2.2. Niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat het college ter zake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Het college heeft bij het besluit van 16 april 2008 zijn standpunt gehandhaafd dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat omdat voor de dakkapel geen bouwvergunning kan worden verleend nu deze in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria van de welstandsnota. Het heeft dat standpunt gebaseerd op het advies van de welstandscommissie van 12 april 2007.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het welstandsadvies niet leidt tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
Dat betoog faalt. Uit artikel 12, derde lid, van de Woningwet vloeit voort dat de welstandstoets zich in beginsel dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Goilberdingen" bevat geen specifieke regeling voor dakkapellen. Uit de welstandsnota kan worden afgeleid en ter zitting is van de zijde van het college beaamd, dat een dakkapel op het onderste achterdakvlak uit oogpunt van welstand in beginsel mogelijk is. De stelling van [appellant] dat dit met zich brengt dat een dakkapel slechts mogelijk is op de eerste verdieping waar deze slechts een geringe ruimtewinst oplevert en niet op de tweede verdieping van de woning waar de thans aan de orde zijnde dakkapel is gerealiseerd, laat onverlet dat de welstandstoets in dit geval niet in de weg staat aan de bouw van een dakkapel. De toepassing van de welstandsnota op de door de welstandscommissie in haar advies aangegeven en door het college overgenomen wijze blijft aldus binnen de ruimte die met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan in de concrete situatie bij de welstandsbeoordeling bestaat. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
412.